Vorige week woensdag sloot ik aan bij een intervisiebijeenkomst voor ervaringsdeskundigen in de forensische psychiatrie (vanuit het EFP). Vanaf mijn geïmproviseerde thuiswerkplek zag ik de anderen een voor een digitaal binnen druppelen. De een met hond en koffie op de bank, de ander buiten in het zonnetje met op de achtergrond spelende kinderen. Ik mocht wat vertellen over de resultaten van mijn onderzoek. Voor dit onderzoek hield ik interviews met personen met een crimineel verleden die nu hun ervaringen inzetten om anderen met vergelijkbaar gedrag te ondersteunen. Ik heb nooit willen promoveren om te promoveren; belangrijker vind ik het om een bijdrage (hoe klein dan ook) te kunnen leveren aan een betere wereld. Ik ben dan dus ook heel dankbaar voor dit soort mogelijkheden waarbij ik mijn kennis kan delen met de praktijk.
Het was fijn om te horen dat de ervaringsdeskundigen in deze bijeenkomst zich grotendeels herkenden in mijn bevindingen: inlevingsvermogen, hoop en de functie als rolmodel zijn belangrijke aspecten in de werkrelatie met cliënten. Ik ben er nog niet over uit wat de effecten van dit soort ondersteuning zijn (ik zit nog middenin een uitgebreide realist review), maar krijg wel steeds meer het idee dat dit is waar ervaringsdeskundigheid over gaat:
- iemand die laat zien dat verandering mogelijk is,
- die snapt dat stoppen met criminaliteit niet van de een op de andere dag gebeurt, en
- die gericht is op het leven ná het delict.
Over het belang van het opbouwen van een menselijke relatie met deze cliënten hadden we tijdens de bijeenkomst nog uren door kunnen praten. Een van de ervaringsdeskundigen vertelde dat een begeleider niet wilde vertellen waar ze woonde toen hij, in de tijd dat hij nog cliënt was, daarnaar vroeg. Hij was helemaal niet uit op haar exacte adresgegevens, maar probeerde gewoon contact te maken. Dezelfde ervaringsdeskundige vertelde echter ook over een andere hulpverlener, die hem juist af en toe meenam in haar leven door te vertellen hoe het er bij haar thuis aan toeging. Hij voelde zich hierdoor (h)erkend, als mens. Dit sloot perfect aan bij het bijzondere moment dat ik een tijdje eerder had ervaren, een moment waarop voor mijn gevoel alles samenkwam. In mijn interviews hoorde ik ervaringsdeskundigen vertellen hoe belangrijk het is om wat van jezelf te laten zien naar cliënten toe, écht te zijn. En tegelijkertijd lag er op mijn nachtkastje een boek over de onmisbaarheid van authenticiteit voor het versterken van relaties.
Natuurlijk, zelf-onthulling en je kwetsbaar opstellen binnen een forensische setting moet met mate, op gepaste momenten en bij sommige cliënten wellicht met enige voorzichtigheid. Het betekent ook niet dat je al je shit over de ander heen moet gaan storten. Maar wel dat je naast hulpverlener ook gewoon mens mag zijn, en dat bij dat mens-zijn nou eenmaal af en toe shit hoort (maar ook hobby’s, interesses en andere overeenkomsten met cliënten!) die je echt niet koste wat kost moet verbergen. Volgens mij kan er zoveel meer bereikt worden als we in de (forensische) hulpverlening zowel de ander als onszelf wat meer en vaker als mensen zien, en wat minder als cliënt/patiënt/gedetineerde en hulpverlener.
Margriet Lenkens is afgestudeerd als forensisch orthopedagoog en doet promotieonderzoek naar de inzet van ervaringsdeskundigheid in de ondersteuning van personen met crimineel gedrag’. Daarbij combineert ze het liefst kwalitatieve en kwantitatieve methoden.