Om onderzoek te doen dat écht betekenis heeft voor de praktijk is het vaak nodig om als onderzoeker buiten de veiligheid van je computer en je bureau te treden. Dat geldt zelfs, of misschien wel juist, als je zelf geen empirisch onderzoek doet, maar de bestaande wetenschappelijke kennis probeert te bundelen.
Dat laatste deden wij voor onze systematische literatuurstudie naar behandelmotivatie bij jongeren in de forensische jeugdzorg, die we uitvoerden in opdracht van Kwaliteit Forensische Zorg Jeugd. We analyseerden hiervoor een twintigtal wetenschappelijk artikelen, waarin andere onderzoekers, met behulp van interviews of vragenlijsten, bestudeerden in hoeverre kenmerken van de behandeling, van behandelaren, maar ook van jongeren zelf, samenhingen met de mate waarin jongeren gemotiveerd waren voor hun behandeling in de forensische jeugdzorg.
We vonden bijvoorbeeld dat jongeren die een goede werkrelatie hebben met hun behandelaar vaker meer gemotiveerd zijn voor behandeling. Ook vonden we dat ervaren autonomie samen kan hangen met meer motivatie. Maar wat betekent dit in de praktijk? Hoe ziet bijvoorbeeld een ‘goede werkrelatie’ er dan precies uit? Om daar zicht op te krijgen, gingen we tijdens twee middagen in gesprek met jongeren die zelf behandeling hadden gehad in de forensische jeugdzorg.
Tijdens deze gesprekken kregen onze bevindingen invulling. Zo kwamen we erachter dat het fijn kan zijn als een behandelaar navraagt hoe een belangrijke sportwedstrijd van de jongere op zaterdagochtend is verlopen. Ook vertelden de jongeren dat zij niet zitten te wachten op complimenten voor “stomme dingen”, omdat ze dan het gevoel hebben als “dom” gezien te worden. En ze beschreven hoe teleurstellend het kan voelen als ze een positieve kant of talent van zichzelf willen ontwikkelen, en daar dan geen ruimte voor blijkt te zijn binnen hun behandeling.
In onze toekomstige onderzoeksprojecten willen we de stem van cliënten, of dit nu jongeren in de forensische jeugdzorg zijn, dakloze mensen of mensen met een verslaving, een nog prominentere plek geven. In plaats van blijven hangen in theoretische en abstracte concepten, als ‘autonomie vergroten’ en ‘perspectief bieden’, kunnen we door achter onze computer vandaan te kruipen en te praten met mensen om wie het gaat, onze resultaten meer betekenis geven, en de praktijk op die manier verder helpen.
Meer weten over dit onderzoek? Bekijk ons eindrapport en onze factsheet.
Op 26 april 2022 promoveerde Margriet met haar proefschrift over de inzet van ervaringsdeskundige ondersteuning voor jonge mensen die crimineel gedrag vertonen. Haar baan bij Onderzoeksinstituut IVO combineert Margriet met een onderzoekersfunctie bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast doet ze onderzoek naar de inzet van ervaringskennis bij de ggz-doelgroep en binnen de jeugdhulp. In haar werk gebruikt Margriet het liefst kwalitatieve methoden waarbij voldoende ruimte is voor de verhalen en ervaringen van de mensen om wie het gaat.