In een forensische verslavingskliniek wordt maatwerk geboden. Iedere cliënt heeft immers zijn eigen individuele behandelplan. Op basis van een integrale analyse van delictrisico’s, middelengebruik en psychopathologie, worden doelen beschreven om delictgevaar en middelenproblematiek terug te dringen. Dat plan moet wel passen binnen de regels van het kliniekbeleid. Maar wat als de cliënt niet past in dat beleid?

Bij maatwerk stem je volgens Schel e.a. de regels over middelengebruik af op de behoeften en mogelijkheden van de patiënt. Dat is in de praktijk lang niet altijd makkelijk. In het kliniekbeleid staan vanuit de inhoud weloverwogen keuzes die moeten passen bij de cliëntengroep. Het doel is om een veilige, middelenvrije omgeving te creëren, waar cliënten zowel psychisch als lichamelijk kunnen herstellen van gebruik, werken aan hun motivatie en betekenisvolle doelen leren stellen voor hun leven. In een forensische verslavingskliniek hebben cliënten vaak duidelijke begrenzing nodig om te kunnen leren. Tegelijk is verslavingsbehandeling ook een proces van vallen en opstaan en vaak zijn meerdere trajecten nodig. Een beleid gebaseerd op repressie is dan ook meestal niet heel zinvol.

Kortgeleden werd Harm* bij ons opgenomen. Hij kwam met een voorgeschiedenis van internaten, mislukte behandeltrajecten en diverse elkaar tegensprekende diagnoses. Ik vroeg hem wat hij zelf denkt dat er met hem aan de hand is – dat biedt veel diagnostische informatie en legt een basis voor samenwerking met de cliënt. Bovendien kunnen cliënten best goed aangeven wat ze nodig hebben. Harm keek mij een ogenblik glazig aan. Het ging al heel goed, zei hij daarna. Hij was al een tijdje abstinent door detentie en wil graag weer een relatie en naar begeleid wonen.

In de behandeling doet Harm het goed en op basis van de risicotaxatie – de belangrijkste risicofactoren zijn druggebruik, instabiliteit in wonen, beïnvloeding door negatief netwerk – kan hij op begeleid verlof. Dat gaat goed. Maar bij het eerste semi-begeleide verlof is er een forse terugval op de terugweg naar de kliniek. Harm is teleurgesteld, maar houdt een goede terugvalpresentatie. Na twee weken hervatten we het verlof. Opnieuw een forse terugval én te laat binnen. We proberen te begrijpen wat er gebeurt. Harm heeft duidelijk nog zeer weinig grip op het middelengebruik. Verlof is een essentieel onderdeel van zijn behandeling, maar iedere terugval betekent ook een stapje achteruit in functioneren. Wat heeft Harm nu nodig? En hoe geven we dat vorm binnen ons beleid?

Vanuit bescherming zetten we het verlof van Harm voorlopig stil. We rondden het psychologisch onderzoek af en probeerden ondertussen samen met Harm zicht te krijgen op wat er gebeurt als hij met middelen wordt geconfronteerd. Hij blijkt een veel lager IQ te hebben dan gedacht, waarbij de verwerkingssnelheid achterblijft. Wat heeft hij dan nodig om te leren? Hoe moeten we ons beleid aanpassen aan zijn behoeften en mogelijkheden? Als we weten dat terugval de belangrijkste risicofactor is voor delictrecidive, wat kunnen we dan inzetten in zijn traject? Geen terugvallen verwachten, is niet reëel. We zetten in op meer begeleide verloven, oefenen met specifieke situaties tijdens verlof, veel kleinere stapjes, veel meer hand-in-handbegeleiding. Uiteindelijk wordt het lastig Harm toe te leiden naar een lager beveiligingsniveau, terwijl zijn juridisch kader kort is en hij binnen afzienbare tijd weer ‘vrij man’ is. Hij krijgt daarom meer kansen dan binnen ons beleid eigenlijk is toegestaan.

Cliënten als Harm dwingen ons te zoeken naar de grenzen van onze professionele mogelijkheden. Hoe kunnen we de wensen van zo’n kwetsbare man in praktijk brengen? En hoe verhoudt zich dit tot onze maatschappelijke opdracht om recidive terug te dringen? Eén ding staat dan voorop: maatwerk bieden is een lerende praktijk.

*Harm is een fictieve naam

Tiemenna Oosterhof is klinisch psycholoog en psychotherapeut. Ze werkt als hoofdbehandelaar FVK Basalt en Manager zorg, forensische zorg & reclassering bij Tactus Verslavingszorg. IVO werkt samen met Tactus in het project ‘Kwaliteit van leven en middelengebruik in de forensische zorg’.