“Pff, die dokters ook altijd, die praten ZO moeilijk. Daar kan ik niks mee”, verzuchtte mijn patiënt na een huisartsbezoekje. “Doe ik dat dan ook? Ik ben toch ook een dokter”, vroeg ik me hardop af. Een verbaasde blik en hoofdschudden. Nee, dat ik me aangesproken voelde, was niet nodig. “Jij doet tenminste normaal.”

Voor veel medelanders zijn mensen met een academische opleiding een bijzonder volk. We gebruiken ingewikkelde woorden, presenteren feiten en meningen met allerlei mitsen en maren, en worden versleten voor kamergeleerden zonder besef van wat er in de ‘echte’ wereld speelt. Onterechte vooroordelen? Wellicht. Maar tegelijk wordt er tussen de academische wereld en daar buiten nogal langs elkaar heen gecommuniceerd. Hoe komt dat? Wat is dat eigenlijk, ‘Normaal doen’? En waarom is dat zo moeilijk? Helaas, de antwoorden passen niet in een blog van 400 woorden. Maar een paar voorbeelden, dat lukt wel.

“Als jullie verhuisd zijn, dient u wel met uw buren in overleg te treden op welke tijdstippen u kunt musiceren”, was het advies toen we de sleutel van ons huisje in de volksbuurt kregen. Dat leek ons nou net niet de beste aanpak. We sleepten de piano en het drumstel naar binnen en riepen naar de verzamelde buurtgenoten: “Als je d’r last van hebt, moet je het zeggen he?” Opgestoken duimen waren het antwoord, en we hebben nooit ‘gedoe’ gehad. De succesfactor zat hem hier in het informele, de taalkeuze, en het directe. Geen gelul, maar poetsen.

In mijn werk in de verslavingszorg is het ‘normaal doen’ een essentiële, maar ongrijpbare vaardigheid. Deze wordt iets duidelijker tijdens een consult van een collega en mij aan een van mijn patiënten. In de trein hadden mijn collega en ik het gevoel van een uitstapje. Opgewekt en ontspannen kwamen we de poli binnen. Maar zodra de patiënte de spreekkamer binnenkwam, was de ontspanning weg. Mijn collega zat keurig rechtop in zijn stoel, papieren vlak voor zich. Onze patiënte nam voor ons plaats, al even stijfjes. Hij heette haar vriendelijk welkom en vroeg – volgens het boekje – wat hij voor haar kon betekenen. Ik zag haar dichtklappen. Vertwijfeld en paniekerig keek ze om zich heen. De angst zakte toen ik dat – met een zucht, en wat onderuitzakkend – benoemde: “Nou, zo’n gesprek lijkt me best spannend zeg. Zeker als je al veel hebt meegemaakt.” Ook deze houding werd gekopieerd: iedereen zakte onderuit en er ontstond ruimte om te vertellen dat het inderdaad allemaal best veel was.

Lichaamshouding, taalgebruik, kledingkeuze, spreekstijl, het al dan niet iets over jezelf delen: het zijn allemaal factoren die de afstand tot je gesprekspartner bepalen. Gelukkig kan je de meeste factoren zelf beïnvloeden en zo effectiever worden in je communicatie met een breder publiek. Gewoon normaal doen, that’s it.

Dr. Joanneke van der Nagel is gespecialiseerd in onderzoek en zorg voor mensen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) met middelenproblematiek. Binnen Tactus leidt ze het Centrum Verslaving & Licht Verstandelijke Beperking, waarbinnen zorg en behandeling, onderzoek, onderwijs en methodiekontwikkeling worden uitgevoerd. Met de vakgroep Human Media Interaction van de Universiteit Twente doet ze onderzoek om technologische innovaties in de zorg toegankelijk te maken voor de meest kwetsbare doelgroepen. Daarnaast traint ze onderzoekers en zorgprofessionals in de communicatie met mensen met een LVB, onder het motto ‘Normaal doen voor Academici’.