‘Eendjes weg!’ Rood, geel, groen, paars – resoluut gooit mijn zoontje de plastic eendjes één voor één uit het opblaasbadje. De bootjes mogen wel in het water blijven, en mijn voeten gelukkig ook. Ik ben een bevoorrecht mens, in alle opzichten, op deze zomerse middag in de tuin.
Terwijl mijn zoontje ook de dobberende bootjes vogelvrij verklaart, vraag ik me af wat dat eigenlijk betekent, ‘bevoorrecht zijn’. Vooral dat ik geluk heb gehad, dat ik meer kansen heb gekregen dan veel anderen. Ik heb hoogopgeleide ouders met een goed inkomen en ben opgegroeid in een veilige thuisomgeving. Bovendien ben ik een man en heb ik geen migratie-achtergrond. Uit talloze onderzoeken weten we dat deze factoren bepalen of je meer of minder hordes tegenkomt: in het onderwijs, op het werk en in je gezondheid.
Mijn ‘voorrecht’ wordt natuurlijk bepaald door al deze factoren samen, en niet alleen door mijn ouders of door waar ik geboren ben. Andersom werkt het net zo: het maakt erg veel uit of mensen in meerdere opzichten achterstelling of kwetsbaarheid ervaren. Het idee van intersectionaliteit maakt duidelijk hoe dit werkt. De Amerikaanse jurist en activist Kimberlé Crenshaw introduceerde deze term in 1989. Zij liet zien dat de specifieke positie van zwarte vrouwen vaak over het hoofd gezien wordt: als er gekeken wordt naar genderdiscriminatie, gebeurt dat vooral bij witte vrouwen, en bij rassendiscriminatie wordt vooral gefocust op zwarte mannen. De gedachte achter intersectionaliteit is dat juist zwarte vrouwen door de combinatie (of: intersectie) van gender en ras vaak nog extra nadeel ondervinden. Bijvoorbeeld bij discriminatie op de werkvloer of bij seksueel geweld. Dat extra-nadeel-mechanisme geldt andersom ook voor privilege: de mate waarin mensen voorrecht ervaren, wordt niet alleen door ‘man’- of ‘wit’-zijn bepaald.
Je zou dus denken dat er in onderzoek naar ongelijkheid en discriminatie altijd goed gekeken wordt naar dergelijke combinaties van factoren. Toch is dat nauwelijks zo: de meeste onderzoeken richten zich nog steeds op bijvoorbeeld alleen genderverschillen of op verschillen tussen migranten en niet-migranten. Wel is dit aan het veranderen, want er wordt steeds meer onderzoek gedaan waarbij wél rekening gehouden wordt met intersectionaliteit. Daaruit blijkt ook dat het niet alles zegt als je in sommige opzichten bevoorrecht bent. Hoogopgeleide mannen hebben bijvoorbeeld relatief een erg goede mentale gezondheid, maar voor zwarte hoogopgeleide mannen geldt dit niet. Ook de gevolgen van de COVID-19-pandemie kunnen door een intersectionele bril beter begrepen worden. Zo worden vooral lageropgeleide vrouwen met een migratie-achtergrond geraakt door de pandemie, omdat zij het vaakst werken in contactberoepen.
Is intersectionaliteit dan alleen belangrijk voor onderzoek naar de ervaren verschillen in ongelijkheid en discriminatie? Zeker niet! Intersectionaliteit vraagt om een groter bewustzijn van de complexe positie van anderen. Dat begint met inzien hoe bevoorrecht je zelf bent, eventueel in meerdere opzichten. En terwijl ik bij dat opblaasbadje in de tuin zat, werd mij heel duidelijk hoe bevoorrecht ik zelf ben, in alle opzichten. Want, in tegenstelling tot de plastic eendjes en bootjes, mag ik wél bij mijn zoontje in het water blijven.
Tim Huijts is onderzoeksleider bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) aan de Universiteit Maastricht en hoogleraar sociologie bij het Centre for Global Health Inequalities Research (CHAIN) aan de Norwegian University of Science and Technology.