Achtergrond
Sinds 1 januari 2009 is de wet Tijdelijk Huisverbod van kracht. Deze wet is gericht op de bescherming van en hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld. Slachtoffers én plegers van huiselijk geweld krijgen een hulpverleningsaanbod dat is gericht op het stoppen van geweld. De GGD Rotterdam-Rijnmond heeft het IVO gevraagd om een kwalitatieve studie naar de hulpacceptatie van plegers van huiselijk geweld uit te voeren. Doelstelling van het onderzoek is aanwijzingen te vinden die de acceptatie van hulp door plegers zou kunnen vergroten. Naast de gevallen waarin een huisverbod wordt uitgevaardigd, wordt in dit onderzoek ook gekeken naar de hulpacceptatie van plegers die een strafrechtelijke procedure doorlopen in combinatie met een hulpaanbod. De vraagstelling richt zich op de achtergronden en de motieven van hulpacceptatie, en hoe betrokkenen aankijken tegen de procedure.

Onderzoeksmethode
Door middel van het houden van open interviews met plegers, slachtoffers en betrokken professionals is inzicht verworven in de achtergronden en motieven van plegers om hulp te accepteren. De open interviews zijn opgenomen (audio), letterlijk uitgewerkt en in een kwalitatief analyseprogramma gecodeerd en geanalyseerd.

Resultaten
De analyse van het interviewmateriaal is gedaan door naar de motivatie voor het accepteren van hulp te kijken. Er worden drie typen ‘hulpaccepteerders’ onderscheiden: 1) de calculerende plegers en 2) de volgzame plegers, welke allebei extrinsiek gemotiveerd zijn. Ze accepteren hulp om negatieve consequenties te vermijden of omdat ze gezagsgetrouw zijn. Een minderheid noemen we 3) gewetensvol omdat ze willen veranderen en een eind willen maken aan de geweldssituaties. Veel plegers die een tijdelijk huisverbod hebben gekregen voelen zich verongelijkt. Ze vinden dat ze door ‘het systeem’ te eenzijdig als boosdoener worden gezien. Daarnaast vinden ze dat ze te weinig informatie krijgen over de procedures en dat de behandeltijden te weinig rekening houden met bijvoorbeeld hun werk. De slachtoffers van huiselijk geweld (de achterblijvers) zij blij met het tijdelijk huisverbod, al vinden ze de duur niet altijd lang genoeg om tot rust te komen. Bovendien is gedurende de eerste 10 dagen de aanloop van professionals (te) groot. Verder zou terugkeerbegeleiding van de uithuisgeplaatste gewenst zijn. De geïnterviewde hulpverleners geven aan dat uithuisgeplaatste geweldplegers niet altijd goed het onderscheid zien tussen uithuisplaatsing, behandeling en het eventuele strafproces. Motivatie voor behandeling hangt volgens hulpverleners sterk samen met de druk van het huisverbod en de eventuele verlenging.

Opdrachtgever
GGD Rotterdam-Rijnmond, afdeling BOR

Publicatie
Hulpacceptatie Plegers Huiselijk Geweld (pdf, 235 kB)

Looptijd
April – september 2009

Onderzoekers
Elske Wits (projectleider)
Cas Barendregt
Barbara van Straaten
Sybren Eppinga