Toen ik startte als onderzoeker – vers van de universiteit – stond ik te trappelen om mijn onderzoeksvaardigheden in de praktijk te brengen. Enthousiast deed ik uitvoerig uit de doeken hoe ik mijn onderzoek uitvoerde, welke denkstappen ik maakte en welke relevante literatuur ik allemaal wel niet had gelezen. Dit alles was dan verpakt in lange, passieve zinnen. Niet erg aantrekkelijk om te lezen, maar het was niet gek dat ik zo schreef. Dit was destijds mijn ‘schrijfopvoeding’ op de universiteit (wat me later in schrijfcursussen weer werd afgeleerd). Het was wetenschappelijk en neutraal, vertelden ze me. Onzin, vind ik nu. Onderzoek wordt niet beter, slechter of neutraler van wollige taal. Het wordt wel lastiger te begrijpen.

Bij onderzoeksinstituut IVO doen we maatschappelijk relevant onderzoek. Onderzoek naar vraagstukken die echt leven in de maatschappij. Het gaat over gezondheid, over de situatie van sociaal-kwetsbare groepen in de samenleving en over het verbeteren van de kwaliteit van zorg en hulpverlening. Ik geef toe, ik heb een sterk gekleurde bril; maar hoe kan je die thema’s níet interessant vinden? Gelukkig schrijven we als onderzoeksinstituut niet vooral Engelstalige artikelen in wetenschappelijke tijdschriften, zoals bij universiteiten gebruikelijk is. Naast het ingewikkelde taalgebruik is ook een betaalmuur vaak een grote barrière om dat soort stukken te lezen. Toch bereiken ook onze rapporten zorgprofessionals, cliënten, ervaringsdeskundigen, onderzoekers, beleidsmakers en iedereen voor wie de uitkomsten van belang kunnen zijn niet optimaal. Dus: we moeten meer doen dan wetenschappelijke artikelen en rapporten schrijven.

Ik vind het ook niet zo gek dat de resultaten beschreven in 60 pagina’s tellende onderzoeksrapporten niet altijd aankomen bij mensen voor wie de uitkomsten van belang zijn. Ik merk het ook bij mezelf; hoe vaak lees ik – notabene als onderzoeker – een onderzoeksrapport helemaal uit? Waarom puilt mijn mailbox-mapje ‘nog eens lezen indien tijd’ steeds verder uit? Omdat de informatiestroom amper bij te houden is. Het lezen van een samenvatting is vaak het hoogst haalbare. Maar beklijft die informatie? Samenvattingen zijn weliswaar kort, maar vaak ook wat droog en saai. Hoe kennis gegenereerd moet worden, dát weten wetenschappers als geen ander. Maar hoe deel je kennis effectief? Hoe houd je de aandacht vast? Dáár mag wat meer aandacht voor komen, ook al op de universiteit. Maar hoewel het ons als onderzoekers niet altijd in de genen of opvoeding zit, leren we snel bij. Zo maken we bijvoorbeeld bij het IVO factsheets waarin we onze onderzoeken beknopt beschrijven en visualiseren. En zie ik mijn collega-onderzoekers podcasts maken over hun onderzoek, actief Twitteren en blogs schrijven. Ik zou zeggen: grijp die kans om jouw onderzoek aan de wereld te tonen. Ik kan je verzekeren dat je boodschap zo bij een groter publiek aankomt dan verpakt op pagina 48 van je onderzoeksrapport.

Dr. Barbara van Straaten werkt als senior onderzoeker bij het IVO. Ze heeft een master in de psychologie en in de gezondheidswetenschappen en promoveerde in 2016 op een grootschalig onderzoek naar de leefsituatie van dakloze mensen in de vier grote steden. De rode draad in Barbara’s werk is onderzoek rondom mensen die zich in een kwetsbare situatie bevinden: hoe help je deze mensen vooruit?