Dakloosheid is hot. En terecht: de cijfers tonen een duidelijke toename van het aantal mensen dat dakloos is. Het is tijd voor actie. We moeten het aantal mensen zonder stabiele woonplek ernstig terugdringen. Ik juich daarom alle aandacht, actieplannen en vooral concrete maatregelen zeker toe. Wel zie ik de laatste tijd dat een onjuist frame wordt gehanteerd door professionals uit het werkveld, door burgemeesters en zelfs door wetenschappers. Tijdens congressen over dakloosheid is er altijd wel íemand die dat frame introduceert: dakloosheid kan iedereen overkomen.
Bijna 70.000 Google hits verschijnen als ik zoek op ‘dakloosheid kan iedereen overkomen’. Na artikelen over de sterke toename van het aantal daklozen, zijn variaties op deze boodschap een populaire krantenkop. Het is een prettig ‘inclusief’ geluid, want eigenlijk zeggen we hiermee dat dakloze mensen op ons lijken: “Ze zijn gewoon zoals jij en ik.” Ook is het een fijne tegenreactie op die ‘historische dakloze’: de zwervende ‘vrijbuiters’ uit de geschiedenisboeken, herkenbaar aan hun verweerde uiterlijk, lange baarden en eventuele stevige alcohol- of heroïneverslaving. Anno 2020 zijn ‘ze’ meestal minder herkenbaar, maar dat wil niet zeggen dat dakloosheid ook zomaar jou, mij of de burgemeester zal overkomen. CBS-cijfers en onderzoeken naar mensen in de maatschappelijke opvang geven hier in ieder geval geen onderbouwing voor.
Dakloosheid overkomt namelijk niet iedereen. Er zijn zulke duidelijke patronen te zien in de achtergronden en kenmerken van mensen die dakloos raken, dat de stelling geen recht doet aan de realiteit. We weten bijvoorbeeld dat een groot deel van de dakloze mensen al in hun kindertijd ontwrichtende ervaringen hebben meegemaakt. Dat dakloze mensen meestal al lange tijd voor hun dakloosheid in armoede leven en behoren tot de 9 procent huishoudens met de laagste inkomens. Dat het overgrote deel zeer laagopgeleid is en een derde zelfs licht verstandelijk beperkt. Dat het aandeel van mensen met psychische problemen en een verslaving onder dakloze mensen vele malen hoger ligt dan onder de algemene bevolking. Het zijn allemaal sterke risicofactoren. En die risicofactoren schetsen nu niet direct het beeld van ‘iedereen’. Een deel van ons heeft het geluk te beschikken over een stevig pakket beschermende factoren. Dan word je niet ‘zomaar’ dakloos.
Hoe zit het dan met die ‘economisch daklozen’, waarover je zoveel hoort? Dat zijn nog altijd uitzonderingen. En vaak speelt er meer mee dan ‘slechts’ baanverlies of geldgebrek. We moeten dus niet doen alsof het iedereen kan overkomen, maar ons richten op de belangrijkste patronen die mensen wél dakloos maken. Natuurlijk, er zijn meer woningen nodig. Maar we moeten bijvoorbeeld ook steviger inzetten op structurele armoedebestrijding, betere geestelijke gezondheidszorg en een minder ingewikkelde samenleving. Want de meeste dakloze mensen zijn door meerdere factoren afgegleden en hebben dan ook meer nodig dan een huis om hun leven op de rit te krijgen. Daarom kunnen we ons beter niet laten afleiden door aantrekkelijk klinkende, maar onjuiste framing.
Dr. Barbara van Straaten werkt als senior onderzoeker bij het IVO. Ze heeft een master in de psychologie en in de gezondheidswetenschappen en promoveerde in 2016 op een grootschalig onderzoek naar de leefsituatie van dakloze mensen in de vier grote steden. De rode draad in Barbara’s werk is onderzoek rondom mensen die zich in een kwetsbare situatie bevinden: hoe help je deze mensen vooruit?