Drugsgebruik in de tbs-kliniek? Ja, ik moest er ook even aan wennen. Maar het gebeurt en houdt de medewerkers flink bezig. Er zijn regelmatig controles met snuffelhonden. Mensen die worden gesnapt, worden gestraft. Al snappen behandelaren wel dat er wordt gebruikt; patiënten vervelen zich snel en gemakkelijk. Elke dag gaan de patiënten om 21:00 uur ‘in verblijf’ en gaat de deur dicht. Dan roken sommigen een blowtje. Mag niet, gebeurt toch. Veel patiënten hebben een licht verstandelijke beperking (LVB) en het overgrote deel gebruikte al voordat ze in de tbs-kliniek kwam – maar niet altijd delictgerelateerd.

In het project Kwaliteit van Leven en middelengebruik in de forensische setting onderzoeken we hoe je de nadruk legt op het belonen van onthouding, in plaats van op het bestraffen van drugsgebruik. Ook kijken we hoe je de regels over drugsgebruik zoveel mogelijk kunt aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de patiënt. In dat kader had ik contact met onder andere een forensische verslavingskliniek (FVK). Ik verwachtte daar wel begrip en souplesse rondom middelengebruik. Dat viel tegen. De behandeling is gericht op onthouding: als je gebruikt in de kliniek, ga je terug naar de penitentiaire inrichting (PI). Gebruiken tijdens verlof kan een onderwerp van behandeling worden, zolang je het vooraf meldt – “Hallo, met mij. Ja sorry, ik heb gebruikt. Ja, ik baal er ook van”. Dat kan alleen als de PI of reclassering geen bezwaar maakt, anders moet je terug naar de PI.

In de behandeling speelt de functie van het gebruik wel een belangrijke rol; welke pijn of verdriet wil je hiermee dempen? En hoe kun je hier wel ‘gezond’ mee omgaan? Maar door de behandeling kan de ervaren kwaliteit van leven (tijdelijk) verslechteren: je moet wel de pijn ‘aangaan’. ‘Behandeldruk’ heet dat. De beloning voor niet-gebruiken moet (uiteindelijk) komen van een gelukkiger leven. Tijdens de behandeling is vooral de positieve bejegening de beloning en natuurlijk het recht op verlof – al kun je dat ook weer verliezen. Een tastbare beloning, zoals chocolade of een tijdschrift, is niet ontwikkeld. In de FVK zie ik zeker kansen voor een zogenaamde CRA-benadering (community reinforcement approach).

Een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) is onderdeel van een psychiatrische kliniek. In de instelling die wij bezochten, kunnen sommige patiënten onder voorwaarden cannabis gebruiken (blowen). Deze aanpak werkt. Een beetje. Want patiënten aan de voorwaarden laten houden, valt niet mee. Elke onduidelijkheid in de afspraken leidt tot gedoe over wat wel en niet mag. Ook veroorzaakt het regelmatig onrust bij andere patiënten: “Maar hij het wel mag en wij niet.” Afspraken worden vaak geschonden en dan is het terug naar het algemene beleid. Een behandelcoördinator in een tbs-kliniek (uitstroomfase) vertelde mij dat sommige mensen wel redelijk goed met maatwerk kunnen omgaan. Anderen lukt het niet, dan wordt het maatwerk aangepast en (weer) meer beschermend. Schipperen is dus de behandelstrategie.

In ons project ontbreekt forensisch Beschermd Wonen (fBW), een uitstroomoptie na een opname in een kliniek. Wel hoorden we dat fBW’s eisen dat nieuwe patiënten ten minste een aantal maanden niet mogen hebben gebruikt. Veel patiënten lukt dat niet, niet in de tbs, niet in de FPA. Beschermde woonvoorzieningen waar je wel onder voorwaarden mag gebruiken, zijn uiterst schaars. Dat komt onder andere door de vrees dat maatwerk voor de een leidt tot beheersproblemen in de voorziening. Die vrees is niet ongegrond.

Het blijft dus ingewikkeld om individueel maatwerk te verenigen met verblijf op een afdeling. Andere patiënten zien het als ‘gedogen’ of een oneerlijk privilege. Niet alle patiënten snappen dat ze zuinig moeten zijn op het maatwerk en niet anderen hiermee moeten verleiden of provoceren. Dat maakt maatwerk razend ingewikkeld en vergt een eensgezinde en toegewijde behandelstaf.

Onze zoektocht naar mogelijkheden en dilemma’s in het verlichten van de spanning tussen kwaliteit van leven en middelengebruik gaat daarom nog even door. Wordt vervolgd.

Cas Barendregt is senior onderzoeker/beleidsadviseur bij het IVO. Hij is opgeleid als maatschappelijk werker en als socioloog en heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een allround onderzoeker in het sociale domein. Het liefst zoekt Cas bij het IVO het verhaal achter de cijfers.