Kent u dat tv-programma waarin dakloze mensen 10.000 euro en begeleiding kregen om er weer bovenop te komen? Die 10.000 euro sprak bij velen tot de verbeelding. Als dat werkt, dan doen we dat toch? Maar zo eenvoudig is het niet. Juist de begeleiding die de dakloze mensen in dat programma kregen leek het werkzame element. En niet zomaar begeleiding, maar intensieve, beschikbare, en vooral liefdevolle begeleiding. Of, zoals één van de deelnemers van dat programma het verwoordde: “Mensen om je heen die met hun hart met je bezig zijn.’’
Dit is exemplarisch voor wat ik telkens zie in onderzoeken naar sociaal kwetsbare mensen: vertrouwen, serieus worden genomen, echte betrokkenheid en gezien worden als mens werden in ons onderzoek rond ‘personen met verward gedrag’ door deze mensen zelf als voorwaarden genoemd om hulp te accepteren. Mentoren worden steeds vaker ingezet bij kwetsbare groepen, juist omdat die vertrouwensband één van de werkzame elementen is. Ook hulpverleners benadrukken het belang van echt contact maken en vertrouwen winnen. Grote frustratie van diezelfde hulpverleners: dit kost tijd. Tijd die er vaak niet is door druk van financiers om snel resultaten te boeken. Zonde, want uiteindelijk kunnen zulke investeringen veel maatschappelijke kosten besparen. Zo toonde een maatschappelijke businesscase aan dat wanneer mensen met een verstandelijke beperking in detentie intensief begeleid worden door een ‘integrale levensloopondersteuner’, dat dit de maatschappij miljoenen euro’s per jaar bespaart. Maar de kosten gaan voor de baten. En de daarvoor benodigde langetermijnvisie mist vaak.
Continuïteit van de relatie is ook zo’n belangrijke factor. Sociaal kwetsbare mensen kunnen moeite hebben met mensen vertrouwen door nare ervaringen in het verleden. Ze willen ook niet steeds opnieuw hun verhaal moeten doen. Ik vind dat logisch: geldt niet voor iedereen dat continuïteit in een zorgverlenersrelatie prettig is? Ik heb zelf ook liever een vaste huisarts dan elke keer een ander gezicht. Voor mensen met meervoudige problemen komt daar nog eens bij dat ze soms met tientallen instanties, loketten en hulpverleners te maken hebben. Wat zou het dan fijn zijn als één vaste goede hulpverlener hen hier doorheen leidt, zo lang als nodig is. Iemand die ze niet direct loslaat omdat het even wat beter gaat of omdat ‘het traject is afgelopen’.
Ook voor praktijkonderzoekers zitten hier leerpunten in. Zo hadden we in ons onderzoek waarin we 500 dakloze mensen 2,5 jaar volgden nooit zo’n hoge respons kunnen behalen als we niet zo’n stabiel en empathisch team van interviewers hadden. Niet zelden hoorde ik: “Ik wil alleen nog een keer meedoen aan jullie onderzoek als die ene interviewer weer langskomt.” Een ander belangrijk onderdeel was dat we ons flexibel opstelden en actief contact maakten, ook (juist!) als mensen een keer (of vaker) niet op afspraak verschenen. Vooral voor gemeenten valt daarin nog een wereld te winnen.
Gelukkig zijn er veel positieve ontwikkelingen, bijvoorbeeld de toenemende inzet van ervaringsdeskundigen die vanuit hun ervaringskennis soms net de juiste verbinding kunnen maken. Eén van de opvallendste ontwikkelingen vind ik dat de gemeente Rotterdam aankondigde voornemens te zijn om dakloze mensen – geïnspireerd op het eerder genoemde tv-programma – beter te gaan begeleiden, inclusief ‘verregaande persoonlijke aandacht’. “Een arm om je heen is belangrijker dan tienduizend euro”, stelde burgemeester Aboutaleb daarover. Dat stemt mij alvast positief.
Dr. Barbara van Straaten werkt als senior onderzoeker bij het IVO. Ze heeft een master in de psychologie en in de gezondheidswetenschappen en promoveerde in 2016 op een grootschalig onderzoek naar de leefsituatie van dakloze mensen in de vier grote steden. De rode draad in Barbara’s werk is onderzoek rondom mensen die zich in een kwetsbare situatie bevinden: hoe help je deze mensen vooruit?