Aanleiding

De laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de kwaliteit en de effectiviteit van de jeugdzorg. Dit is van belang om de zorg voor de jongeren te verbeteren en verder te ontwikkelen, maar ook naar buiten toe om resultaten inzichtelijk te maken en werkwijzen te kunnen verantwoorden (Yperen, van & Veerman, 2008). Dit geldt ook voor de gesloten jeugdzorg. Om de effectiviteit van de zorgverlening in de gesloten jeugdzorg inzichtelijk te maken is, door het Ministerie van VWS, Jeugdzorg Nederland en de JeugdzorgPlus instellingen in samenwerking de monitor JeugdzorgPlus ontwikkeld. De monitor is opgezet volgens de ROM-methode. De voortgang en resultaten van de behandeling worden op cliëntniveau gemeten en vastgelegd.
Een van de uitkomstcriteria van het behandeltraject, zoals vastgelegd in het analysekader (2012) is de dagbesteding van jongeren bij het verlaten van de instelling. Uit de gegevens die tot nu toe zijn verzameld vanaf medio 2012 (drie rapportages) blijkt dat de dagbesteding van cliënten na verblijf in de instelling relatief vaak onbekend is.


Vraag en doelstelling

Doel van het onderzoek is om beter in beeld te krijgen wat de dagbesteding van cliënten is bij het verlaten van de JeugdzorgPlus instellingen en hoe dit in de toekomst beter vast te leggen in de monitor. Dit onderzoek geeft tevens inzicht in de reden waarom dagbesteding in de monitor vaak onbekend is bij het verlaten van de JeugdzorgPlus instelling en of dit een relatie onderhoudt met de overgang terug naar huis of naar een nadere hulpverlener. Het onderzoek geeft aanbevelingen voor eventuele verbeteringen in de zorgverlening, en leidt tot een advies hoe het contact met de jongeren na ontslag kan worden vormgegeven.


Opzet onderzoek

Bovenstaande doelstelling en de daaruit voortvloeiende vraagstellingen worden in het onderzoek beantwoord door gebruik te maken van verschillende databronnen. Er wordt gebruik gemaakt van documentanalyse; kwantitatieve analyses op de JeugdzorgPlus-monitor; interviews met jongeren en focusgroepen met medewerkers en jongeren.
In dit onderzoeksproject wordt samengewerkt met drie JeugdzorgPlus instellingen: Transferium in Heerhugowaard, Het Poortje in Groningen en Pluryn (voorheen Intermetzo) in Zutphen. Deze instellingen leveren documenten aan voor de analyse; helpen het werven van jongeren voor de interviews en focusgroep en nemen, samen met enkele externe deskundigen, zelf ook deel aan de focusgroep die reflecteert op de voorlopige resultaten.

Resultaten

Bij het verlaten van JeugdzorgPlus is bij ongeveer 10% van de casussen de dagbesteding onbekend. Van casussen waarbij dagbesteding wel bekend is, gaat het overgrote deel naar school, eventueel in combinatie met werk of stage. Dagbesteding is vaak onbekend wanneer de zorgrelatie eenzijdig is beeindigd, bij jongeren die naar huis gaan en bij jongeren die ouder zijn (17,5+). Verklaringen hiervoor zijn dat bij jongeren die weglopen dagbesteding bijna per definitie onbekend is, beperkte instroom mogelijkheden in het MBO onderwijs waardoor jongeren naar huis gaan in afwachting van de instroomdatum en bij oudere jongeren speelt beperkte motivatie een rol en de prioriteit die hulpverleners geven aan het regelen van verblijf boven dagbesteding. Meer resultaten in de eindrapportage.


Looptijd

September 2014 – juni 2015


Opdrachtgever

ZonMW


Publicaties

Rapport Monitor JeugdzorgPlus: dagbesteding uitgelicht (Pdf, 880 KB)


Onderzoekers

Lieke Raaijmakers
Cas Barendregt
Elske Wits (projectleider)