Waarom heeft een jeugdinstelling of school aparte wc´s voor medewerkers? Omdat de kinderen er nog klein zijn, waardoor een kleine wc voor hen handig is en voor medewerkers niet? Of omdat medewerkers graag naar een schone wc gaan en de wc´s voor jeugdigen en leerlingen vaak vies zijn?
Gelijkwaardigheid tussen jeugdigen, ouders, docenten en hulpverleners zit ’m vaak in kleine dingen. Zo laat onderzoek naar de organisatiecontext bij hulp aan mensen met een verstandelijke beperking zien: ‘In minder goed presenterende woongroepen werken vaak begeleiders die de bewoners als “andere mensen” beschouwen, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in wc’s alleen voor medewerkers’ (p. 272).
Gelijkwaardigheid komt niet vanzelf, zeker niet in contact met jeugdigen en ouders die andere of geen hulp nodig vinden. Machtsverschillen worden door hulpverleners soms als instrument ingezet om het gedrag van jeugdigen (en ouders) bij te sturen. Bijvoorbeeld als hulpverleners een jeugdige met een dreigement dwingen om iets te doen: ‘Als we je niet mogen fouilleren, ga je de isoleercel in.’ Geweld en ongelijkwaardigheid in de vorm van repressie lijken regelmatig voor te komen in de jeugdhulp. Terwijl het toepassen van dwang averechts werkt en vaak leidt tot uitval uit de behandeling.
Handel alsof het je eigen kind en gezin betreft
Er gaat de afgelopen tijd veel aandacht uit naar het van belang van gelijkwaardigheid tussen cliënten en hulpverleners, zoals in het vorige jaar verschenen boek ‘Echt doen wat nodig is’. Het daarin gepresenteerde manifest voor vernieuwende jeugdhulp omvat twee principes van basisfatsoen: doe écht wat nodig is en handel alsof het je eigen kind en gezin betreft.
Om gelijkwaardigheid in het contact met jeugdigen en ouders te bereiken ligt volgens een ander, net verschenen boek de sleutel bij professionals. Want zij kunnen zorgen voor een humane jeugdhulp, zonder bijvoorbeeld het gebruik van isoleercellen bij jeugdigen. Maar dan moeten die hulpverleners zich wel gelijkwaardig dúrven opstellen ten opzichte van jeugdigen en ouders.
Voor gelijkwaardiger relatie is meer tweerichtingsverkeer nodig
Ervaren ongelijkwaardigheid tussen cliënt en hulpverlener kan goed verklaren waarom ervaringsdeskundigen als sleutels tot succes in de jeugdhulp worden gezien. De inzet van ervaringsdeskundigen is zelfs opgenomen als doel om in de komende jaren de best passende zorg voor kwetsbare jongeren te bieden. Een ervaringsdeskundige deelt vaak eigen ervaringen, waardoor het contact meer gelijkwaardig is.
Met een professionele hulpverlener is het meer eenrichtingsverkeer: de hulpverlener weet van alles over de jeugdige en ouders, maar andersom niet. Het kan dan een verademing voor jeugdigen en ouders zijn als de hulpverlener ook wat van zichzelf onthult en zich kwetsbaar opstelt door onzekerheden of moeilijke fases uit zijn of haar leven te delen. Deze wederkerigheid leidt tot een meer gelijkwaardige relatie.
Inzet ervaringsdeskundigheid is geen garantie voor succes
Maar bereik je met de inzet van ervaringsdeskundigen echt meer succes met hulpverlening? Is de inzet van een ervaringsdeskundige echt voldoende voor jeugdigen die uit huis geplaatst (dreigen te) worden, waarbij bijvoorbeeld gedragsproblemen, traumatische ervaringen én middelenproblematiek spelen en veel ruzie thuis?
Veel bewijs voor de effectiviteit van de inzet van ervaringsdeskundigen is er (nog) niet. Daarbij speelt een aantal knelpunten. Zo is er, in elk geval binnen het forensisch werkveld, veel verschil in de mate van opleiding die deze ervaringsdeskundigen hebben gevolgd om te leren omgaan met hun eigen ervaringen en deze te gebruiken in de ondersteuning van anderen. In de praktijk zijn er ‘ervaringsdeskundigen’ werkzaam die enkel putten uit hun eigen ervaringen. Waar de één bovendien bijna tot ‘regulier’ hulpverlener is verworden, heeft de ander privé nog te maken met vrienden die zich bezighouden met criminele activiteiten.
Verder vormen sommige ervaringsdeskundigen een brug tussen de hulpverleners en de jeugdige, maar hebben anderen juist een grote afkeer van iedereen die hulpverlener is geworden ‘met hulp van boeken’ in plaats van met ervaringen. Dat laatste kan een risico zijn en het succes van jeugdhulp tegenwerken. Inzet van ervaringsdeskundigheid vraagt dus om een zorgvuldige screening, een passende training en voldoende begeleiding.
Professionals moeten het perspectief van de ander kunnen zien
Waar wel veel bewijs voor is, is het belang van responsiviteit, communicatievaardigheden en de expressie van empathie door professionals voor succesvolle (jeugd)hulp. Empathie is niet hetzelfde als dezelfde ervaring hebben als een jeugdige, zich kunnen identificeren met de jeugdige of het kunnen begrijpen van de jeugdige. Ook is empathie niet hetzelfde als sympathie: het meeleven met de jeugdige en ouders (‘Wat erg voor u dat het zo gelopen is’). Een jeugdige in een jeugdhulpinstelling omschrijft empathie heel treffend: ´Ik vind dat iemand die in de zorg werkt, perspectief moet kunnen zien van iemand anders. Dat die moet kunnen accepteren dat iemand anders het zo ziet’ (p. 29).
Hierbij is het van belang om je als hulpverlener te realiseren dat je je soms niet in de cliënt kan verplaatsen. Wanneer de jeugdige vertelt over hoe het voelde om vast te zitten, en de buikpijn die hij kreeg bij het horen van de voetstappen en rammelende sleutelbos van de bewaarder, is ‘dat kan ik mij voorstellen’ een vanzelfsprekende reactie. Maar de kans is groot dat deze goedbedoelde sympathie juist averechts werkt, want de meeste hulpverleners kunnen zich dit gevoel simpelweg niet voorstellen. En de jeugdige zal na zo´n reactie waarschijnlijk geen erkenning voelen voor zijn ervaring, maar eerder ontkenning: ‘Hoe weet jij dat nou, jij hebt het toch niet meegemaakt?´
Benoem altijd wat je ziet, hoort of denkt te zien
Empathie is een vaardigheid waarbij je als hulpverlener niet alleen naar een jeugdige luistert, maar (vooral) ook zegt wat hij of zij vindt, zegt, denkt, voelt of doet. Dus benoem als professional altijd wat je ziet, hoort, of denkt te zien bij de jeugdige. En dan gaat het er niet om wat jij vindt, maar om wat de jeugdige, vader of moeder vindt.
Empathie is een belangrijke sleutel tot succes, maar hulpverleners laten het in de praktijk nog te weinig zien. Het vergroten van ‘verplaatsingsdeskundigheid’ en het trainen van professionals is daarom van groot belang om jeugdigen, én professionals zelf, beter te beschermen tegen dwang en geweld in de jeugdhulp.
Annemiek Harder is bijzonder hoogleraar op de Horizon-leerstoel wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs en verbonden aan de afdeling Ortho- en Gezinspedagogiek van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Margriet Lenkens doet promotieonderzoek bij onderzoeksinstituut IVO / het Erasmus MC en richt zich met name op de inzet van ervaringsdeskundigen in de ondersteuning van jongeren met crimineel gedrag.
Artikel eerder verschenen op socialevraagstukken.nl.